Nieuws

Vijf indicatoren voor een goed stalklimaat in varkensstallen

Het stalklimaat mag niet schadelijk zijn voor het dier. Volgens de wettelijk gestelde doelen mogen varkenshouders zelf bepalen hoe zij voor een goed stalklimaat zorgen. Maar wat is een goed stalklimaat en hoe bepaal je dat?

Om varkenshouders en inspecteurs hierbij handvatten te bieden, heeft Wageningen Livestock Research vijf kenmerken benoemd om eenvoudig en objectief het stalklimaat te kunnen controleren.

Open normen

De Nederlandse wet hanteert voor de wettelijke borging van dierenwelzijn in toenemende mate zogenaamde ‘open normen’. Dat houdt in dat veelal in abstracte termen het doel wordt aangegeven waaraan de dierhouder moet voldoen. Zo mag het stalklimaat niet schadelijk zijn voor het dier. Dit geeft een veehouder de vrijheid om zelf de weg te kiezen waarlangs hij dit doel bereikt en creëert ruimte voor vernieuwingen. Voor de toezichthouder (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)) is het handhaven echter lastiger. In een verkennend onderzoek is getracht indicatoren te ontwikkelen op basis waarvan bedrijven kunnen worden gesignaleerd die mogelijk niet aan de open norm voor stalklimaat voldoen. Niet om daarmee van de open norm weer een gesloten norm te maken, maar om de inspecteur een instrument in handen te geven dat vervolgonderzoek kan rechtvaardigen.

Omgevings- en dierkenmerken

In het project zijn op 64 bedrijven met gespeende biggen en 32 bedrijven met vleesvarkens door de NVWA omgevings- en dierkenmerken geregistreerd volgens een gezamenlijk opgesteld protocol. Voor elk van deze kenmerken is aan de hand van de literatuur een grenswaarde gekozen, die bij overschrijding bij de varkens tot welzijnsvermindering leidt. Een groot deel van deze kenmerken is afkomstig uit het Welfare Quality® protocol.

Er zijn veel overeenkomsten tussen de resultaten van de biggen en de vleesvarkens. Zo is de stalluchtkwaliteit evenredig aan de buitentemperatuur. Als het buiten koud is wordt er minder geventileerd en neemt de kwaliteit van de stallucht af. Als het warm is daarentegen, hijgen en pompen biggen meer en komt rillen en huddling minder voor. Ook zoeken biggen dan meer verkoeling waardoor hok- en dierbevuiling toenemen. Naast de temperatuur is ook de kwaliteit van stallucht van belang. Bij de vleesvarkens zijn CO2- en NH3-concentraties geassocieerd met alle ademhalingskenmerken. Oogscores gaan gelijk op met bevuiling en tussen hok- en dierbevuiling is een sterk verband.

Vijf indicatoren

Om bedrijven met klimaatproblemen te signaleren kon de uitgebreide set van omgevings- en dierkenmerken vrijwel zonder verlies aan zeggingskracht teruggebracht worden tot een vijftal kenmerken of indicatoren:

  • Concentraties koolstofdioxide (CO2) en ammoniak (NH3) in de lucht;
  • Mate van roodheid en/of bevuiling in de ogen;
  • Mate van oorbijten;
  • Mate van staartbijten;
  • Mate van bevuiling van de dieren

De gebruikte methode lijkt ook geschikt om te gebruiken voor andere open normen en andere diersoorten.

(Bron foto: Shutterstock)