Nieuws

Uiteenlopende opvattingen over dierenwelzijn in groen onderwijs

Opvattingen over de betekenis van het begrip dierenwelzijn, het belang hiervan en de invulling van het onderwerp in het onderwijsprogramma verschillen erg tussen docenten en leerlingen van verschillende dieropleidingen in het groene Mbo.

Vier opleidingen onder de loep

In 2009 en 2010 zijn 105 docenten en 376 derdejaars leerlingen van vierjarige groene Mbo opleidingen ondervraagd over de plaats van dierenwelzijn in het groene onderwijs. Respondenten waren afkomstig van opleidingen veehouderij, dierhouderij, paardenhouderij en paraveterinair verdeeld over 20 AOC locaties. Als aanvulling op de enquête werden diepte interviews gehouden met leerlingen, docenten en teamleiders, in totaal 132 personen. In het kader van het onderzoek vond ook nog een analyse plaats van de beschrijving van dierenwelzijn in de kwalificatiedossiers voor het groene onderwijs. Het onderzoek werd uitgevoerd door het Lectoraat Welzijn van Dieren van Hogeschool Van Hall Larenstein in samenwerking met Wageningen UR.

Dier even belangrijk als mens?

Er waren grote verschillen in opvattingen onder en tussen leerlingen en docenten over de positie van de mens ten opzichte van het dier en de benodigde aandacht voor dierenwelzijn. Veehouderij docenten en leerlingen vinden overwegend de mens het belangrijkste, moreel relevante wezen. Dit is een antropocentristische houding. Betrokkenen bij andere opleidingen nemen eerder een zoöcentrische houding aan: mens en dier zijn allebei moreel relevante wezens. Zij benadrukken de intrinsieke waarde van het dier en vinden aandacht voor dierenwelzijn relatief belangrijk.

Enkele andere opvallende resultaten

  • Leerlingen van alle opleidingen hebben kritiek op het gebruikte lesmateriaal wat gebruikt wordt bij het onderwijs over dierenwelzijn. Leerlingen van de opleidingen dierhouderij en paardenhouderij zijn ook ontevreden over de tijd die aan het onderwerp wordt besteed.
  • Hoe dierenwelzijn in het lesprogramma wordt ingevuld ligt bij de individuele docenten. Er is binnen de opleidingen of teams geen gezamenlijke visievorming over het onderwerp.
  • Bij het onderwijs over dierenwelzijn wordt de inhoud van het kwalificatiedossier niet altijd als uitgangspunt genomen. Het onderwerp wordt meestal verweven in andere vakken zoals huisvesting, fokkerij of gezondheid.
  • Zowel docenten als leerlingen zien dat het dierenwelzijn op stagebedrijven heel verschillend is. Over de mogelijkheid om dierenwelzijn als selectiecriterium voor deze bedrijven te gebruiken wordt heel verschillend gedacht. Er is twijfel over de beschikbaarheid van goede welzijnscriteria en men is bang voor een tekort aan stagebedrijven in sommige sectoren.
  • Leerlingen hebben regelmatig kritiek op de wijze waarop dieren op school worden gehouden.

Een keuze uit de aanbevelingen

  • In de kwalificatiedossiers moet het belang en de inhoudelijke invulling van het onderwerp beter beschreven worden.
  • Er moet een voor het groene onderwijs werkbare definitie van het begrip dierenwelzijn komen.
  • Opleidingen moeten de aandacht voor dierenwelzijn in het onderwijs beter organiseren en structureren, bijvoorbeeld door het duidelijk te benoemen in het opleidingsplan.
  • Scholing van docenten op dit vlak en het stimuleren van het uitwisselen van materiaal is belangrijk. Ook bij de docentenopleidingen zou meer gestructureerd aandacht voor het onderwerp moeten komen.
  • Scholen moeten bij het houden en hanteren van de schooldieren meer dan tot nu toe een voorbeeldfunctie vervullen.
  • Het GKC-programma Dierenwelzijn moet in samenwerking met onder meer het Ontwikkelcentrum en andere partijen werken aan een aanbod van cursussen, workshops en ondersteunend materiaal.
  • In samenwerking met Aequor, de AOC-Raad, het Ontwikkelcentrum, Lectoraat Welzijn van Dieren en GKC moet een 'Plan van aanpak Dierenwelzijn in groen onderwijs' geschreven worden.


(Bron foto: Groene Kennis Coöperatie)