Wet dieren

De Wet dieren (2013) heeft de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) en een aantal andere wetten met regels voor het houden van dieren vervangen. De Wet dieren geeft regels die in hoofdzaak gehouden dieren betreffen. Ook worden dieren beschermd die niet worden gehouden, in het bijzonder door het verbod op dierenmishandeling en door het voorstel de plicht om hulpbehoevende dieren zorg te verlenen. In de Wet dieren staat de intrinsieke waarde van het dier centraal, en hier wordt een beschrijving van gegeven (artikel 1.3 Intrinsieke waarde). Om een minimale garantie voor de bewaring van deze eigen waarde te kunnen bieden zijn in hetzelfde artikel de vijf vrijheden opgenomen. De Wet dieren is een kaderwet, en stelt zelf een beperkt aantal regels. Allerlei zaken over en voor dieren worden geregeld in onderliggende onderdelen: besluiten en regelingen.

Besluit Houders van dieren

In het besluit Houders van dieren (2014) – vallend onder de Wet dieren - staan de algemene regels voor het houden en verzorgen van alle dieren én specifieke regels voor productiedieren. Het bevat ook regels voor bedrijfsmatige opvang, verkoop en fokken van huisdieren. Volgens het Besluit is het fokken van dieren met ernstige afwijkingen verboden. Dit verbod geldt voor zoogdieren, vogels, vissen, reptielen of amfibieën die voor de hobby of als gezelschap worden gehouden.

Vakbekwaamheidseisen

Als je op een bedrijfsmatige manier activiteiten uitvoert met huisdieren, zoals verkoop, aflevering, opvang en het voor de verkoop of aflevering fokken of op voorraad hebben van huisdieren, dan heb je een erkend bewijs van vakbekwaamheid nodig (Besluit Houders van dieren, Artikel 3.11 Vakbekwaamheid). De beheerder van een instelling moet een bewijs van vakbekwaamheid hebben voor de dieren waar hij mee werkt. Dit bewijs moest je ook al hebben volgens het honden- en kattenbesluit 1999, maar geldt nu voor alle bedrijfsmatige activiteiten met andere huisdieren. Het besluit onderscheidt vijf groepen gezelschapsdieren: herpeten (terrariumdieren), honden en katten, kleine zoogdieren (inclusief konijnen), vissen en vogels.

Scheiden van dieren

Je mag dieren niet te jong bij het ouderdier weghalen omdat dit hun gezondheid en welzijn kan schaden (Besluit houders van dieren; artikel 1.20. Leeftijd scheiden van dieren). Voor honden, katten, konijnen, papegaaiachtigen, varkens en een aantal soorten apen zijn minimum leeftijden vastgesteld voor het scheiden. Bij deze diersoorten speelt de leeftijd van scheiden een belangrijke rol voor hun welzijn.

Huisdierenlijst

In Nederland mag je niet alle dieren meer als huisdier houden of ermee fokken. In de Wet Dieren (artikel 2.2 Houden van dieren) is vastgelegd dat hiervoor een huisdierenlijst wordt opgesteld, ook wel 'Positieflijst’ genoemd. De dieren die daarop staan mogen worden gehouden, alle overige dieren niet of alleen met een speciale vergunning (zoals bijvoorbeeld mogelijk is voor dierentuinen). Niet alle dieren zijn immers geschikt om als huisdier te houden. Dat komt bijvoorbeeld omdat ze beschermd zijn, ziektes kunnen overdragen of gevaarlijk zijn, of omdat hun welzijn in gevangenschap niet of moeilijk te waarborgen is. In het besluit Houders van dieren staan de criteria ten behoeve van aanwijzing beschreven (Artikel 1.4. Criteria voor aanwijzing diersoorten of diercategorieën op positieflijst). Als eerste is een huisdierenlijst opgesteld voor zoogdieren. Deze lijst geldt vanaf 1 februari 2015. Later komen er ook huisdierenlijsten voor vogels en reptielen.

Diergeneeskundige handelingen en ingrepen

Tegelijk met het besluit Houders van dieren is in 2014 ook het Besluit diergeneeskundigen in werking getreden. In dit besluit zijn onder meer de toegestane diergeneeskundige handelingen en ingrepen bij dieren vastgelegd.

Identificatie & Registratie (I&R)

Er is  regelgeving met betrekking tot de identificatie en registratie (I&R) van honden. (Besluit identificatie en registratie van dieren; Hoofdstuk 2. Identificatie en registratie van honden; Artikel 7. Nadere verplichtingen houder). Vanaf 1 april 2013 geldt in Nederland een chip- en registratieverplichting voor honden. Dit houdt in dat chippen én registreren verplicht is voor pups die na 1 april 2013 zijn geboren. Haal je een hond, ongeacht zijn leeftijd, vanuit het buitenland naar Nederland, dan ben je verplicht deze binnen twee weken nadat hij Nederland is binnengebracht te registreren bij een daarvoor aangewezen databank. Deze honden moeten al gechipt zijn om Nederland binnen te kunnen komen.

Voor paarden en paardachtigen (dus ook ezels en kruisingen van ezels en paarden) is het verplicht je dier te laten chippen en registreren voor een leeftijd van 6 maanden. Dit geldt voor alle paardachtigen geboren in de EU na 1 juli 2009. Voor deze dieren geldt dat zij bovendien een paardenpaspoort moeten hebben.